Voor literatuurlijst klik hier.

 

Gods Feesten
op de kalender

 

Voor het houden van Zijn feesten heeft God vaste tijden bepaald. Zo staat het in onze bijbel.
In de loop van de geschiedenis zijn door de verschillende volken diverse kalenders gemaakt en gebruikt, waarop Gods feesten niet te vinden zijn. Toch moeten deze feesten op de vastgestelde tijden gehouden worden om een goed begrip van Gods plan met de mensheid te verkrijgen.

 

Dag

In Genesis 1 wordt het licht dag genoemd en de duisternis nacht. Samen vormen ze een etmaal. De werkdagen vangen aan met het begin van de natuurlijke dag, dat is de morgen. Er zijn in de Bijbel gegevens, waaruit blijkt, dat men de werkdag deed aanvangen met zonsopgang. In het scheppingsverslag van Genesis 1 doet God zijn scheppingswerk van een bepaalde dag. Daarop werd het avond, vervolgens morgen: de eerste (tweede etc.) dag. De tijd van arbeid (God deed kennelijk zijn werk ook overdag), gevolgd door de avond en de morgen behoren dus tot één dag als daarmee een etmaal wordt bedoeld.
Zelfs van de voorgaande avond wordt van gisteravond gesproken. Bijvoorbeeld in Genesis 19:34: En de volgende morgen zeide de eerstgeborene tot de jongste: Zie, ik heb gisterennacht bij mijn vader gelegen … Wij zouden zeggen: vannacht. Toen het eenmaal morgen geworden was, was de voorbijgegane nacht reeds gisteren. Dus begon de nieuwe dag met de morgen.
De heilige tijd van een heilige dag begint in de avond. In Leviticus 23:32 wordt de Grote Verzoendag zo aangegeven.
De dagen van de week hadden geen namen, uitgezonderd de sabbat. Ze werden geteld, evenals de dagen van de maand. 

Week

De week is een uniek verschijnsel van de Israëlitische wereld. Men treft haar nergens aan in de oudheid. De week vindt in het Oude Testament haar godsdienstige fundering in de schepping (Gen. 2:1-4; Ex. 20:11). Het eind en de kroon van de week is de sabbat. De week staat los van zon en maan. De schepping van zon en maan wordt wel uitgedrukt in de week (de vierde dag, Gen. 1:14-19), maar de week staat om zo te zeggen boven de astronomische tijdsindeling. Eigenlijk wil het zeggen, dat de sabbat boven alle gewone tijdrekening staat. Het woord 'ontheiligen' wordt in het Oude Testament van geen enkele feestdag gebruikt, dan alleen van de sabbat (Ex. 31:14; Neh. 13:17, 18; Jes. 56:2 en andere plaatsen). Hoewel natuurlijk een heilige feestdag een sabbat is.

Maand

In afwijking van het oude Egypte, dat een zonnejaar had van 365 dagen – 12 maanden van dertig dagen + 5 schrikkeldagen – hadden Arabië, het Tweestromenland en ook Israël een maanjaar. Het jaar bestond uit twaalf maanden, die elk even lang duurden als de tijd die er verloopt van de ene nieuwe maan tot de andere.
De maanden telden 29 of 30 dagen of om nog preciezer te zijn 29 dagen, 12 uren, 44 minuten en 3,33 seconden. Laten we zeggen ongeveer 29,5 dagen. Dus duurde het jaar 12 x 29,5 = 354 dagen. Daar de natuur zich richt naar de zon en het zonnejaar ongeveer 365,25 dagen lang is, zouden op den duur de tijden van zaaiing en oogst door alle maanden van het jaar gaan 'wandelen' en zouden de feestdagen, die aan het natuurleven gebonden zijn, telkens in verschillende maanden gevierd moeten worden. Het maanjaar liep jaarlijks ongeveer 11,25 dagen achter op het zonnejaar. Om dit 'gelijk te breien' voegde men om de paar jaar een schrikkelmaand in. Merkte men bijvoorbeeld aan het eind van het jaar in de 12e maand dat tegen de week van Ongezuurde Broden het koren nog niet rijp zou zijn, dan werd van hogerhand (de hoge priester) bevolen, dat de 12e maand verdubbeld moest worden, zodat men twee maanden Adar kreeg, nl. Adar 1 (twaalfde maand) en Adar II (dertiende maand). De eerste maand van het nieuwe jaar schoof daardoor 29 à 30 dagen op.
In de tijd van de ballingschap werden de Babylonische maandnamen ingevoerd. In enkele jonge boeken van het Oude Testament komen enige van deze namen voor: Nisan in Nehemia 2:1 en Esther 3:7; Sivan in Esther 8:9; Elul in Nehemia 6:15; Kislev in Nehemia 1:1 en Zacharia 7:1; Tebeth in Esther 2:16; Adar in Ezra 6:15 en Esther 3:7, 13; 8:12; 9:1, 15, 17, 19 en 21.
Oorspronkelijk hadden de maanden geen afzonderlijke namen. De Israëlieten noemden hen 'de eerste', 'tweede', enz., evenals de dagen van de week.
Van de oude Hebreeuwse maandnamen zijn er nog vier in het Oude Testament bewaard, nl. Abib (topje van de aren, namelijk van de wintertarwe) = Nisan, de eerste maand (Ex. 13:4; 23:15; 34:18 en Deut. 16:1), Ziv of Ziw, de tweede maand (= bloeitijd) = Ijjar of ook wel Iyar geschreven (1Kon. 6:1, 37), Ethanim, de zevende maand (= altijd stromende beken) = Tishri (1Kon. 8:2) en Bul, de achtste maand (betekenis onbekend) = Marchesjwan (1 Kon. 6:38).
Uit de namen van deze maanden blijkt, dat men oudtijds reeds schrikkelmaanden invoegde. Anders toch zouden de namen van de maanden meestentijds niet geklopt hebben met de situatie in de natuur, waarop de namen betrekking hebben. 

Joodse kalender

Op de hedendaagse Joodse kalender staan het Pinksterfeest, Grote Verzoendag, het Loofhuttenfeest enz. Kunnen wij, in Gods gemeente, deze kalender gebruiken?
In het oude Israël werd door observatie vastgesteld wanneer een nieuwe maan begon. Het hoogste gezag hierin was de hogepriester. In later tijd was het het Sanhedrin (de hoogste instantie, voorheen de Hoge Raad), tot welks taak het behoorde, de schrikkeljaren vast te stellen. Daarvoor was een commissie van ten minste drie man aangewezen.
Wanneer precies een systeem van berekening is ingevoerd weten we niet, maar de natuurlijke waarneming werd later vervangen door een systeem dat voorzag in een vast schema, waarbij uitgegaan werd van een 19-jarige cyclus.
De Joodse kalender, zoals we die vandaag kennen, werd ingesteld door de patriarch Hillel II in 358/359 n. Chr. Over een periode van 19 jaar is een vast schema gemaakt, waarin een berekende nieuwe maan zes op de tien keer één of twee dagen later valt dan de natuurlijke nieuwe maansikkel. In zestig jaar van een eeuw valt op de Joodse kalender de eerste van de maand niet samen met de natuurlijke nieuwe maan.
In elke periode van 19 jaar wentelt de maan 235 keer om de aarde. De schrikkeljaren die zijn ingelast om de seizoenen op hun plaatsen te houden zijn geprojecteerd in het 3e, 6e, 8e, 11e, 14e, 17e en 19e jaar.
In deze mathematische opzet zijn verder vier regels van uitstel verwerkt om aan bepaalde principes van de gebruikers van deze kalender te voldoen.
De nieuwe maan van Tishri is het tijdstip dat de andere data van een jaar vaststelt. Als 1 Tishri eenmaal is vastgesteld, staat de rest van het jaar vast en kan het volgende jaar worden vastgesteld.
De nieuwe maan en de eerste dag van Tishri vallen in 40% van de gevallen op dezelfde dag. De berekeningen sluiten de toepassing van vier regels in die bekend staan als de uitstelregels of de Dehioth. In deze specifieke gevallen wordt de eerste dag van Tishri één of twee dagen uitgesteld, hetgeen in 60% van de jaren gebeurt:

  1) Als de nieuwe maan op zondag, woensdag of vrijdag valt, wordt de eerste Tishri uitgesteld tot maandag, donderdag of zaterdag.
  2) Als de nieuwe maan pas om 12 uur 's middags of later verschijnt, valt de eerste Tishri op de volgende dag, behalve wanneer dat een zondag, woensdag of vrijdag is. In dat geval wordt hij nog een dag uitgesteld vanwege regel 1.
  3) Als de nieuwe maan meer dan 11,3 minuten na 3 uur 's morgens verschijnt op dinsdag van een gewoon jaar (geen schrikkeljaar), dan wordt de eerste dag van Tishri uitgesteld tot donderdag.
  4) Als de nieuwe maan meer dan 32,7 minuten na 9 uur 's morgens op maandag van een gewoon jaar dat op een schrikkeljaar volgt verschijnt, wordt 1 Tishri uitgesteld tot dinsdag.

De beide eerste regels worden het meeste toegepast. De redenen voor het uitstel zijn de volgende:
De eerste regel voorkomt dat heilige dagen en het Pascha zouden plaatsvinden op ongelegen tijden.
Als bijvoorbeeld 1 Tishri (Bazuinenfeest) op een zondag valt, dan zouden de eerste dag van het Loofhuttenfeest en de Laatste Grote Dag ook op een zondag vallen. Dit geeft een dubbele sabbat, wat de voorbereiding voor het Feest zou bemoeilijken. Als de Bazuinendag op een woensdag zou vallen, zou de Grote Verzoendag op vrijdag (de voorbereidingsdag) vallen en het Pascha zou gehouden moeten worden op de avond van de sabbat.
De tweede regel is een astronomische bijstelling. De verdedigers van de Joodse kalender stellen dat vanaf de oudste bekende tijden 12 uur 's middags de enige logische scheidingslijn was voor de seizoenen en de nieuwe maan. De hoofdreden hiervoor is dat de tijden voor zonsop- en ondergang variëren, maar 12 uur 's middags niet.
De seizoenen wisselen bij de evennachtslijnen in lente en herfst. Dit heeft te maken met de schuine stand van de aarde (23,5 graad van zijn as) en de breedtestand van de zon als hij schijnbaar (eigenlijk is het de aarde die beweegt) de hemelequator passeert tijdens de evennachtslijnen in lente en herfst. Het precieze moment van deze passage vindt plaats als het centrum van de zon de hemelevenaar passeert. De sleeplijn van de zon echter, blijft 0,25 graad achter dit evennachtspunt. De zon heeft zes uur nodig om 0,25 graad te bewegen. En zes uur voor zonsondergang gedurende de tijd van een equinox is 12 uur 's middags – een voor de hand liggend scheidingspunt, volgens de gebruikers van deze kalender.
Het maximum aantal dagen voor een gewoon jaar (geen schrikkeljaar) is 355. Zonder regel drie zouden er gewone  jaren van 356 dagen voorkomen.
Het minimum aantal dagen voor een schrikkeljaar is 383. Zonder regel vier zouden er schrikkeljaren van slechts 382 dagen voorkomen. 

Is de Joodse kalender de kalender
die ook door Gods gemeente gebruikt moet worden?

Kunnen we van de hiervoor beschreven regels en berekeningen iets terugvinden in de Bijbel? Heeft God dergelijke mathematische instructies gegeven? Absoluut niet! Gelukkig niet! Het doet direct denken aan farizees Judaïsme.
Nu beweren zij die deze kalender gebruiken dat deze kalender door de Joden is bewaard om ook door Gods volk gebruikt te worden. Dit is gebaseerd op de opvatting dat de Joden het Oude Testament hebben bewaard en daarom aan hen het gezag gegeven zou zijn de regels van de kalender op te stellen. Dit zou moeten blijken uit Mattheus 23:1-3 en Romeinen 3:1-2. Laten we die schriftgedeelten die daarvoor worden gebruikt eens bekijken.
Mattheus 23:1  Toen sprak Jezus tot de scharen en tot zijn discipelen, 2   zeggende: De schriftgeleerden en de Farizeeën hebben zich gezet op de stoel van Mozes. 3  Alles dan, wat zij u ook zeggen, doet dat en onderhoudt dat, maar doet niet naar hun werken, want zij zeggen het wel, maar doen het niet. 4  Zij binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders der mensen, maar zelf willen zij ze met hun vinger niet verroeren.
Jezus zegt tegen zijn gehoor dat zij zich moeten houden aan hetgeen God ons wil onderwijzen via Mozes. Hoort daar een Joodse kalender bij uit 359 n. Chr.?
Vele tradities en regels van de Joodse religie staan haaks op de Wet. Jezus waarschuwde daarvoor:
Mattheus 16:6  Jezus zeide tot hen: Ziet toe en wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën. Vers 12  Toen zagen zij in, dat Hij hun niet gezegd had zich te wachten voor de zuurdesem der broden, maar voor de leer der Farizeeën en Sadduceeën.
Jezus had de Farizeeën al eerder in Mattheus 15 op de dwalingen van hun eigen regels gewezen.
Mattheus 15:1  Toen kwamen uit Jeruzalem Farizeeën en schriftgeleerden tot Jezus en vroegen: 2  Waarom overtreden uw discipelen de overlevering der ouden? Immers, zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten.
Ze zeggen zelf (vers 2) dat het overleveringen zijn uit de traditie van het oude Jodendom. Christus draait het daarom om. Hij vraagt hun waarom zij de geboden van God overtreden ter wille van hun tradities.
Vers 3  Hij antwoordde hun en zeide: Waarom overtreedt ook gij ter wille van uw overlevering zelfs het gebod Gods?
Hier zegt Jezus dat bij de Farizeeën hun overleveringen boven het gebod Gods staan.
Mattheus 15:6  Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering. 7  Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zeggende: 8   Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. 9  Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.
Romeinen 3:1-2 wordt ook gebruikt om aan te tonen dat de Joodse kalender door Gods gemeente gebruikt zou moeten worden.
Romeinen 3:1  Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? 2  Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats toch dit, dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd.
Inderdaad is de Jood de woorden Gods toevertrouwd en daarom beschikken we over het Oude Testament. Dit betekent niet dat aan de Joden een speciaal gezag is gegeven. Het betekent wél dat God aan Israël de eerste kans heeft gegeven. Hij heeft deze natie apart gezet en Zijn waarheid geopenbaard en toevertrouwd. Israël heeft echter God afgewezen. Toch richtte ook Jezus zich eerst tot de Joden. Zij waren bekend met de Schrift. De woorden Gods was hun toevertrouwd, zoals Paulus het uitdrukt en hij noemt dat een groot voorrecht.
Alleen de woorden Gods hebben voor ons gezag en geen Joodse tradities.
Een ander argument is het jaar 31 n. Chr. Zonder de uitstelregel zou de 14e van de eerste maand in dat jaar niet op woensdag gevallen zijn, maar op een maandag! Volgens de Schrift is Jezus op woensdag gekruisigd.
Als Christus gedood werd in het jaar 31, dan moet Hij geboren zijn in 4 v. Chr. Volgens Mattheus 2:1vv en Lukas 1:5vv werd Jezus nog geboren tijdens de regering van Herodes de Grote. In het jaar 4 v. Chr. stierf Herodus. Jezus is in de periode september/oktober geboren. Herodus zou dan aan het eind van dat jaar gestorven moeten zijn. Er zijn historische en Bijbelse feiten die de geboorte van Jezus niet in het jaar 4 v. Chr. maar in het jaar 5 v. Chr. plaatsen. Dat zou betekenen dat Jezus in 30 n. Chr. is gekruisigd. Het opmerkelijke is dat in dat jaar de 14e van de eerste maand op een woensdag valt als niet op de Joodse kalender wordt gekeken, als dus niet de   'uitstelregel' wordt toegepast, maar de instructies worden opgevolgd die God in Zijn Woord heeft gegeven. Want God heeft eenvoudige en duidelijke instructies gegeven. Hoewel de Joodse kalender meer dan 70 jaar gedurende de 20ste eeuw door de mensen in de gemeenten van God als de officiële Bijbelse kalender is gepresenteerd. De termen 'heilige kalender' en 'Hebreeuwse kalender' moeten er waarschijnlijk meer status aan geven. Maar alleen God bepaalt wie of wat heilig is. De Joodse kalender is door en voor Joden gemaakt. Daarom is het een Joodse kalender. Hillel II was de leider van de Farizeeën rond 350 n. Chr. Hij had in Gods gemeente geen enkel gezag en was noch priester noch Leviet. Hoewel dat ook niet ter zake doet, want Christus is onze Hogepriester sinds zijn opstanding uit de doden.
De 19-jarige cyclus is ook niet geheel sluitend op die kalender. Deze periode is 2 uur, 4 minuten en 24 seconden te lang ten opzichte van 19 zonnejaren, daarom is een aanpassing vereist. Dit is evenwel niet opgenomen in de Joodse kalender. Daarom begint een jaar één of twee keer per 19-jarige cyclus te vroeg. Het hele Loofhuttenfeest vindt dan plaats vóór de herfstequinox en dat is in strijd met Exodus 34:22.
Als de tijden van het Loofhuttenfeest volgens de Bijbelse instructie wordt bepaald, worden de Dagen van Ongezuurde Broden ook automatisch op de juiste tijd gehouden. De lente begint rond 21 maart (voorjaarsequinox) en de herfst rond 23 september (herfstequinox). Als het Loofhuttenfeest begint op 23 september, beginnen de Dagen van Ongezuurde Broden al aan het einde van maart, begin april. Vroeger kan niet in verband met de vereiste rijpe garve als beweegoffer. Als het Loofhuttenfeest te ver na 23 september wordt gehouden, dan kunnen de Dagen van Ongezuurde Broden, als zes maanmaanden wordt teruggeteld, zelfs na de 2e nieuwe maan van het nieuwe jaar vallen. Dat zou in strijd zijn met Gods onderricht.
Een dertiende maand kan niet als een vast systeem worden berekend, maar God laat de duur, twaalf of dertien maanden, afhangen van de vaste tijden voor de feesten. Het Loofhuttenfeest begint met of valt na de wisseling van het jaargetijde.
Een van de redenen om zes van de tien keer de hele Joodse kalender ten opzichte van de maan één of twee dagen te verschuiven is, om daarmee een dubbele sabbat te voorkomen. Dit principe is onbijbels. God zelf plaatst in elk jaar twee sabbatten achter elkaar met Pinksteren op zondag. Ook de eerste en laatste dag van Ongezuurde Broden vormen vaak een dubbele sabbat met de wekelijkse sabbat. Als De Grote Verzoendag op een zondag valt, zou dit een te grote last vormen voor de vrijdag als dag van voorbereiding. Maar als zondag een vastendag is, valt er niets voor te bereiden.
De Joodse kalender is zo berekend dat het Pascha nooit op de avond van de sabbat kan plaats vinden. Toch was het eerste Pascha dat Jozua in het beloofde land met Israël hield toen zij door de Jordaan getrokken waren, op de avond van de sabbat.
Om dit aan te tonen, gaan we eerst naar Leviticus 23.
Leviticus 23:10  Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer gij komt in het land dat Ik u geef, en de oogst daarvan binnenhaalt, dan zult gij de eerstelingsgarve van uw oogst naar de priester brengen, 11  en hij zal de garve voor het aangezicht des Heren bewegen, opdat gij welgevallig zijt; daags na de sabbat zal de priester die bewegen. Vers 14  Tot op die dag zult gij geen brood, geen geroosterd of vers koren eten, totdat gij de offergave van uw God gebracht hebt: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen.
Op de wekelijkse sabbat tijdens de Dagen van Ongezuurde Broden moesten de Israëlieten de eerste garve van de nieuwe oogst naar de priester brengen, die deze op de volgende dag (de huidige zondag) voor het aangezicht des Heren bewoog. Tot op dat moment mocht niet van het verse koren gegeten worden. Met deze informatie in gedachten gaan we naar het boek Jozua.
Jozua 4:19  Het volk nu is uit de Jordaan opgeklommen op de tiende der eerste maand en zij legerden zich te Gilgal, aan de oostelijke grens van Jericho.
Israël was het beloofde land binnen gegaan. Het was vier dagen voor het Pascha, de dag waarop een éénjarig stuk kleinvee, een geit of een schaap, afgezonderd moest worden om te bewaren als Paschalam.
Nu Jozua 5:2.
Jozua 5:2  Te dien tijde zeide de Here tot Jozua: Maak u stenen messen en besnijd de Israëlieten opnieuw, ten tweeden male.
Alleen besnedenen mochten aan het Pascha deelnemen.
10  Terwijl de Israëlieten te Gilgal gelegerd waren, vierden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, des avonds, in de vlakten van Jericho; 11  en zij aten, daags na het Pascha, van de opbrengst van het land, ongezuurde broden en geroost koren, op dezelfde dag.
We hebben in Leviticus gezien dat de dag na de sabbat van de opbrengst van het land, dat is de verse oogst, gegeten mocht worden. In vers 11 hebben we net gelezen daags na het Pascha. Dat betekent dus dat het Pascha op de avond van de sabbat viel. Voor hen die de Joodse kalender gebruiken komt dat ongelegen en wordt daarom één of twee dagen opgeschoven.
Zij die de Joodse kalender heilig noemen, verheffen hun eigen principes boven een paar simpele Bijbelse instructies en daarom is deze kalender niet geschikt om door Gods gemeente gebruikt te worden. De leiders in de verschillende gemeenten van God hebben hierin een grote verantwoordelijkheid, omdat de meeste mensen er op vertrouwen dat deze kalender inderdaad volledig uit de Bijbel genomen is. 

De gemeente van God heeft genoeg aan de handleiding in de Bijbel

In o.a. Leviticus 23 wordt vermeld wanneer de feesten gehouden moeten worden, op vaste tijden. Maar ze worden niet aangegeven op de Gregoriaanse kalender, de kalender die tegenwoordig het grootste deel van de wereld hanteert. Hoe kunnen we dan weten wanneer die dagen en maanden vallen?
Van de vierde scheppingsdag staat in Genesis:
Genesis 1:14  En God zeide: Dat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en dat zij dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren.
Hieruit blijkt dat God en niemand anders(!) heeft bepaald dat de mens zich houden moet aan de aanwijzing die deze lichten aan het uitspansel geven omtrent vaste tijden zowel van dagen als jaren. De mens heeft de tijden veranderd door diverse andere kalenders in gebruik te nemen. Op deze kalenders komen Gods feesten al helemaal niet meer voor. Maar ook de Joden en velen die deel uitmaken van Gods gemeenten hebben deze directe aanwijzing ondergeschikt gemaakt aan enkele opvattingen die niet in de Bijbel zijn te vinden. De meesten waarschijnlijk in onwetendheid.
Vier simpele richtlijnen staan in de Bijbel die ons duidelijk maken wanneer wij Gods feesten moeten vieren.

  1) De maand begint met een nieuwe maan.
Mozes, die zelf door God geïnspireerd werd om onder meer Genesis te schrijven, begreep uiteraard dat de maan het begin van de maanden aangeeft; ook toen God zei: deze maand zal u het begin der maanden zijn. Bovendien was de maanmaand in gebruik bij de belangrijkste grote landen in het Oosten. Hoewel veel mensen er van uit gaan dat direct in de Schrift staat dat de nieuwe maan de eerste van de maand is, moet deze richtlijn uit de samenhang van verzen gelezen worden. De nieuwe maan wordt in veel bijbelboeken genoemd.
Numeri 28:14  En de bijbehorende plengoffers zullen bestaan uit een halve hin wijn bij een stier, en een derde hin bij een ram, en een vierde hin bij een schaap. Dit is het maandelijks brandoffer in elke maand van de maanden des jaars.
In elke maand moest er een brandoffer gebracht worden. We weten dan nog niet zeker op welke dag van de maand. Het volgende vers zegt ons dat dat moet gebeuren op de nieuwemaansdagen.
Numeri 10:10  Ook op uw vreugdedagen, op uw feesten en op uw nieuwemaansdagen zult gij een stoot op de trompetten geven bij uw brandoffers en vredeoffers; zij zullen u dienen om u voor het aangezicht van uw God in gedachtenis te brengen; Ik ben de Here, uw God.
We hebben gelezen dat op de nieuwemaansdagen brandoffers werden gebracht. In het volgende vers lezen we dat deze brandoffers gebracht moesten worden op de eerste dag van de maand, waaruit blijkt dat de nieuwemaansdag het begin van de maand aangeeft.
Numeri 28:11  En bij het begin uwer maanden zult gij de Here een brandoffer brengen: twee jonge stieren, een ram, zeven gave, eenjarige schapen.
  2) De eerste maand van het jaar moet in het voorjaar zijn.
Wanneer begint een jaar? Hoewel dit mogelijk al bij Adam bekend was, heeft God in elk geval aan Israël bekend gemaakt wanneer de eerste dag van het jaar is:
Exodus 12:1  En de Here zeide tot Mozes en tot Aäron in het land Egypte: 2  Deze maand zal u het begin der maanden zijn; zij zal u de eerste der maanden van het jaar zijn. 3  Spreekt tot de gehele vergadering van Israël als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin.
In vers 2 zegt de Here tot Mozes welke maand de eerste van het jaar is. Het was toen voorjaar. Vervolgens krijgt Mozes een instructie voor de tiende dag van de eerste maand. Als hij kon weten wanneer het de tiende van de eerste maand zou zijn, kon hij ook weten wanneer de eerste dag van het jaar was. Het jaar begint in het voorjaar wanneer de natuur fris groen begint te worden.
Deze eerste twee punten zeggen ons nog niet direct wanneer "op de daarvoor bepaalde tijd", zoals het in Leviticus 23 staat, Gods feesten gehouden moeten worden. We hebben wel informatie over welke dagen in de diverse maanden. Maar wanneer begint bijvoorbeeld de eerste maand? In het voorjaar zijn twee à drie nieuwemaansdagen. De volgende twee punten verschaffen duidelijkheid.
  3) Tegen de zondag tijdens de Dagen van Ongezuurde Broden moet het verse koren rijp zijn.
Van de eerste oogst moet een garve als beweegoffer dienen. Dit hebben we hiervoor al besproken in het bewijs dat Jozua met Israël het Pascha hield op de avond van de sabbat.
In het oude Israël kon op een nieuwemaansdag in het voorjaar ongetwijfeld worden bepaald of het verse koren over 14 dagen rijp zou zijn. Zo niet, dan werd een 13e maand aan het oude jaar toegevoegd om nog een maand te wachten op de volgende nieuwe maan. Tegenwoordig is dit moeilijk om vast te stellen, vooral voor de leden van Gods gemeente die over de gehele wereld verspreid zijn.
Maar er is nog een vierde richtlijn en als we die nakomen, wordt het hele schema van de heilige dagen automatisch goed geplaatst.
  4)

Het Loofhuttenfeest begint met de eerste dag op de herfstequinox (23 september) of zo kort mogelijk daarna.
Exodus 23:16  Ook het feest van de oogst, der eerstelingen van uw vruchten, die gij op de akker zaaien zult; en het feest der inzameling aan het einde des jaars, wanneer gij uw vruchten van de akker ingezameld hebt.
Hier staat een aanwijzing wanneer het feest der inzameling, dat is het Loofhuttenfeest, moet worden gevierd: aan het einde des jaars, wanneer gij uw vruchten van de akker ingezameld hebt.
Zodra de oogst van de vruchten is binnengehaald, moet het Loofhuttenfeest gevierd worden.
Met het 'einde des jaars' wordt bedoeld het einde van de seizoenen, dus het laatste oogstseizoen. In Exodus 34:22 lezen we een nog nauwkeuriger datering.
Exodus 34:22  Het feest der weken, der eerstelingen van de tarweoogst, zult gij vieren, en het feest der inzameling bij de wisseling des jaars.
Bij de wisseling des jaars betekent bij de wisseling van het jaargetijde. De betekenis van het Hebreeuwse woord voor wisseling is wenteling of omloop, zoals van de zon, die de jaargetijden doet afwisselen. Dit heeft betrekking op de overgang van de zomer naar de herfst. Op 23 september (bij uitzondering een halve dag vroeger) is de herfstequinox, de wisseling van seizoenen. De dagen vóór de 23ste september horen nog bij de zomer.
De twee voorgaande schriftgedeelten leren ons dus dat het Loofhuttenfeest gehouden moet worden aan het einde des jaars – dat is de herfst – en bovendien bij de wisseling des jaars, dus zo dicht mogelijk bij 23 september. Het Feest mag beginnen op 23 september, zodat het in de herfst (het einde van het agrarisch seizoen) wordt gevierd of zo dicht mogelijk na 23 september. De eerste van de zevende maand (Tishri) is het Bazuinenfeest, een nieuwemaansdag en het Loofhuttenfeest de 15e van de zevende maand. Als we vanaf de nieuwe maan 15 dagen bijtellen en de 15e Tishri zou vóór de 23ste september vallen, dan nemen we de volgende nieuwemaansdag voor het Bazuinenfeest en tellen vervolgens 15 dagen verder voor het Loofhuttenfeest, zodat dit feest begint op of ná de 23ste september en dus in de herfst valt, "aan het einde des jaars".. En vanaf de eerste van de zevende maand tellen we zes maanmaanden terug naar de eerste dag van de eerste maand.

Als voldaan is aan de vier genoemde punten, kunnen we met behulp van Leviticus 23 de overige feesten vaststellen. Bedenk dat de nieuwemaan moet worden bepaald vanuit Jeruzalem, zodat Gods volk overal op aarde op dezelfde data de feesten houden.

Voor alle christenen over de gehele wereld dezelfde datum

Zoals de wekelijkse sabbat op dezelfde datum over de gehele wereld wordt gehouden door de leden van Gods gemeente, worden ook de feesten op dezelfde data gevierd. De profetieën vereisen ook een centrale kalender. De gebeurtenissen vinden niet plaats op verschillende tijden afhankelijk van de verschillende kalenders. Denk alleen maar eens aan de symboliek van het Bazuinenfeest. En waarom zou die dag niet zijn letterlijke vervulling krijgen, zoals met het Pascha en Pinksteren het geval is. Met een letterlijke vervulling is vanzelfsprekend een zelfde datum voor alle christenen over de gehele wereld vereist.
Bovendien kunnen er merkwaardige situaties ontstaan. Zou bijvoorbeeld de nieuwe maan in een gedeelte van een land net voor zonsondergang te zien zijn en in een ander deel van dat land even na zonsondergang, dan zou de vreemde situatie ontstaan dat binnen één natie het ene deel op 13 september Bazuinenfeest viert en in een ander deel op 14 september. Daarom moet naar Jeruzalem gekeken worden wanneer daar nieuwemaan is.

Om misverstanden te voorkomen, er is niets tegen calculeren. Maar een vast schema met maanden die niet overeenkomen met de astronomische nieuwe maan, is in strijd met Gods aanwijzingen. Of de nieuwe maan berekend moet worden of door observatie vastgesteld moet worden, daarover staat niets in de Bijbel. Als door slechte weersomstandigheden vroeger een directe visuele waarneming niet mogelijk was, maar op grond van ervaring de komst van de nieuwe maan berekend werd of dat men dat doet met de moderne rekentechnieken is niet verkeerd. Het gaat er om dat Gods instructies worden opgevolgd. Een gecalculeerd vast schema waarop regelmatig de feesten één of twee dagen worden opgeschort, negeert de Bijbelse opdracht.

<><><>

 

Terug naar de Home Page

web analytics