Voor literatuurlijst klik hier.

GOD HAAT
ECHTSCHEIDING

Echtscheiding in de eenentwintigste eeuw is schering en inslag. Wanneer de 'spanning' eraf is gaan echtparen uit elkaar. Als een nieuw liefje is gevonden, wordt het oude liefje afgedankt. Voor menigeen is er geen partner voor het leven, maar ettelijke opeenvolgende partners.

Bij de heidenen in de oudheid was er wettelijk weinig geregeld om het huwelijk te beëindigen. Als er al wetten waren dan waren ze vrijwel altijd ten gunste van de mannen. Veel vrouwen waren overgeleverd aan de willekeur van hun mannen. Ook in Israël kon het huwelijk betrekkelijk makkelijk worden ontbonden. Vrouwen hadden geen recht om hun man te verlaten of voor echtscheiding aan te klagen.
Wanneer de man van zijn vrouw wilde scheiden, dan gaf hij haar een scheidbrief. Dit was een schriftelijk bewijs dat hij haar niet meer erkende als zijn vrouw of dat hij beloofde haar nooit weer te zullen opeisen.
Deuteronomium 24:1  Wanneer iemand een vrouw genomen en gehuwd heeft, dan zal, (als hij haar geen genegenheid toedraagt, omdat hij iets onbehoorlijks aan haar gevonden heeft, en hij een scheidbrief geschreven en haar die overhandigd heeft, waarna hij haar uit zijn huis heeft weggezonden)…
De uitdrukking waarmee in deze uitspraak de scheiding wordt gemotiveerd "omdat hij iets onbehoorlijks aan haar gevonden heeft" is in alle tijden verschillend verklaard. Zo beweerden in de tijd van Jezus de volgelingen van rabbi Hillel dat elke klacht, hoe klein ook, bijv. aangebrand of te zout eten, reeds voldoende aanleiding was voor echtscheiding. Maar de school van rabbi Sjammai was veel strenger en beweerde dat alleen echtbreuk, onkuisheid en onfatsoenlijk gedrag (blootshoofds uitgaan, met gescheurde klederen en blote armen lopen) grond voor een echtscheiding opleverde.
"Iets onbehoorlijks" betekent in ieder geval iets schandelijks, iets onkuis, dat de man bij de vrouw ontdekt. Omdat op echtbreuk de doodstraf stond, moeten we denken aan andere vormen van ontucht. Maar ook de strenge uitleg gaf de man een bepaalde vrijheid.
Als de man haar had weggezonden met een scheidbrief, was de vrouw weer vrij en kon trouwen met een ander.
Deuteronomium 24:2  en als zij dan uit zijn huis vertrokken, haars weegs gegaan en de vrouw van een ander geworden is; 3  en als dan de laatste man een afkeer van haar krijgt, een scheidbrief schrijft, haar die overhandigt en haar uit zijn huis wegzendt; of als de laatste man, die haar tot vrouw genomen heeft, gestorven is, 4   dan zal de eerste echtgenoot, die haar weggezonden heeft, haar niet opnieuw tot vrouw mogen nemen, nadat zij verontreinigd is geworden; want dat is een gruwel voor het aangezicht des Heren; gij zult geen zonde brengen over het land dat de Here, uw God, u ten erfdeel geven zal.
Indien de verlaten vrouw ongehuwd bleef, dan kon de scheiding ongedaan gemaakt worden en de verbroken gemeenschap weer aangeknoopt worden. Maar als zij intussen met een andere man getrouwd was, kon de eerste man haar niet meer tot vrouw nemen, ook niet wanneer haar laatste huwelijk door echtscheiding of door de dood van de laatste man ontbonden was.
De wet begunstigt een tweede huwelijk van een verlaten vrouw beslist niet; het wordt toegestaan, meer niet. In Deut. 24:4 wordt de verlaten vrouw die opnieuw gehuwd was aangemerkt als iemand die zich heeft laten verontreinigen. Daarmee is natuurlijk een blijvende onreinheid bedoeld.
Numeri 5:20  maar indien gij u, terwijl gij uw man toebehoordet, misgaan en u verontreinigd hebt, doordat een ander dan uw eigen man met u gemeenschap heeft gehad…
Geslachtsgemeenschap met een andere man dan met haar eerste man, ook in een tweede huwelijk, maakt de vrouw blijvend onrein en wel tegenover haar eerste man. Hieruit blijkt ook, dat de wetgever het tweede huwelijk van een verlatene niet echt goedkeurt en het om allerlei redenen beter vindt dat de vrouw van het recht om een tweede huwelijk aan te gaan geen gebruik maakt. Hierdoor bleef ook de mogelijkheid open om de verbroken gemeenschap weer aan te knopen. Voor priesters was het verboden om een verlaten vrouw te trouwen. 

Over deze blijvende onreinheid tegenover de eerste man zullen weinig mensen in de eenentwintigste eeuw zich druk maken.
Hoe staat God tegenover echtscheiding? Kan een man scheiden van zijn vrouw als zij het eten heeft laten aanbranden? In onze tijd in Nederland wél! En een vrouw kan eenvoudig een einde aan haar huwelijk maken om weer een nieuw 'avontuur' te beginnen.
Heeft God met de mogelijkheid van een scheidbrief een simpele 'regeling' getroffen voor de echtscheiding?
Wat heeft de God van het Oude Testament hiermee bedoeld? Deze God werd later Jezus Christus. We kunnen Hem dus nu in het Nieuwe Testament raadplegen.
Mattheus 19:3  En er kwamen Farizeeën tot Hem [Christus] om Hem te verzoeken, en zij zeiden: Is het geoorloofd zijn vrouw weg te zenden om allerlei redenen?
In de volgende verzen geeft Hij antwoord en hebben wij dus de wet van Christus nopens de echtscheiding. Hij gebruikt deze situatie als lering voor Zijn eigen discipelen.
"Is het geoorloofd zijn vrouw weg te zenden om allerlei redenen?" Dit vroegen de Farizeeën. Niet omdat ze onderwezen wilden worden, maar om Hem uit te dagen of zelfs in een val te lokken. Enige tijd tevoren had Hij in Galilea over deze zaak gesproken, en tegen de heersende gewoonte, het volgende verklaard:
Mattheus 5:31  Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een scheidbrief geven. 32  Maar Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.
Dit was enige tijd geleden. Nu probeerden de Farizeeën zo'n uitspaak tegen de echtscheiding opnieuw uit te lokken, om dit te gebruiken als een middel om het volk tegen Hem op te zetten, daar zij iemand die deze vrijheid wilde beperken ongetwijfeld niet met vriendelijke ogen zullen aanzien. Zij hoopten dat Hij door deze, evenals door Zijn andere leerstellingen, de gunst en genegenheid van het volk zou kwijtraken. De Farizeeën dachten: Als Hij zou zeggen, dat echtscheiding niet geoorloofd is, dan zouden zij Hem smaden als een vijand van de wet van Mozes, die echtscheiding toeliet; maar als Hij zou zeggen, dat zij wél geoorloofd is, dan zouden zij er op wijzen, dat Zijn leer niet zo volkomen zuiver is als men van de leer van de Messias zou verwachten, want, hoewel echtscheiding geduld werd, werd zij toch door mensen van strenge beginselen in een ongunstig licht beschouwd.
Misschien was er, hoewel de wet van Mozes echtscheiding toeliet, toch ten opzichte van de rechtmatige oorzaken die er voor aangewezen moesten worden, geschil ontstaan onder de Farizeeën, en dat dezen nu wilden weten wat Christus er van zei. Er kwamen talrijke gevallen voor van moeilijkheden of twisten in het huwelijk, sommige van die gevallen waren zeer ingewikkeld en moeilijk te beslechten, niet vanwege de wet van God, maar vanwege de lusten en dwaasheden van de mensen, en dikwijls gebeurt het, dat de mensen in zo'n situatie al een besluit hebben genomen, voordat zij vragen hoe zij hebben te handelen. Hun vraag is: Of het een mens geoorloofd is zijn vrouw te verlaten om allerlei oorzaak. Over één oorzaak, namelijk hoererij, waren ze het wel eens. Maar mag het, zoals nu algemeen gedaan wordt door mensen van losse levenswijze, om allerlei oorzaak, om elke aanleiding, die het een man belieft op te geven, al is zij ook nog zo onbeduidend of beuzelachtig: omdat de vrouw de man mishaagt, of omdat hij haar niet meer liefheeft? De vergunning in een dergelijk geval luidde: "als hij haar geen genegenheid toedraagt, omdat hij iets onbehoorlijks aan haar gevonden heeft" (Deut. 24:1). Hieraan hebben zij zo'n ruime uitleg gegeven, dat zij elke weerzin, hoe ongegrond ook, als een wettige oorzaak van echtscheiding beschouwden.
Wat is het antwoord op deze vraag van Christus? Daar dit een gewetenszaak gold, en wel een zeer gewichtige, gaf Hij, hoewel zij Hem gedaan was om Hem te verzoeken, er toch een volledig antwoord op. Hij hield hun beginselen voor over huwelijk en echtscheiding en dat willekeurige echtscheidingen en 'losse' huwelijken geenszins geoorloofd waren. Christus zelf wilde de regel niet geven zonder een reden er voor aan te duiden en Zijn oordeel niet zeggen zonder een schriftuurlijk bewijs er voor. Nu is Zijn redenering aldus: Indien man en vrouw door de wil en de bestemming van God met de sterkste en innigste band samenverbonden zijn, dan moeten zij niet licht en gemakkelijk en om allerlei oorzaak gescheiden worden. Indien de band heilig is, kan hij niet gemakkelijk losgemaakt worden. Om nu te bewijzen, dat er zo'n band tussen man en vrouw bestaat, worden een aantal fundamentele punten door Hem aangevoerd.
Hij begint bij het begin – en dat is meestal de juiste aanpak – bij de schepping van Adam en Eva, ten opzichte waarvan Hij zich beroept op hun eigen kennis van de Schrift.
Mattheus 19:4  Hij antwoordde en zeide: Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper hen van den beginne als man en vrouw heeft gemaakt?
Gij hebt gelezen, maar er kennelijk niet over nagedacht! Ze hebben immers gelezen dat Hij, die van den beginne de mensen gemaakt heeft, ze gemaakt heeft, man en vrouw, Gen. 1:27; 5:2. Het is zinvol om dikwijls te denken aan onze schepping, hoe en door Wie, en waartoe, wij geschapen werden. Hij heeft ze gemaakt, man en vrouw, één vrouw voor één man, zodat Adam van zijn vrouw niet kon scheiden en een andere huwen, want er was geen andere. Evenzo wees dit op een onscheidbare eenheid tussen hen; Eva was een rib uit Adams zijde, zodat hij haar niet weg kon doen, of hij moest een gedeelte van zichzelf wegdoen en in tegenspraak zijn met de duidelijke aanwijzing van Eva's schepping. Christus duidt dit kort aan, maar door zich te beroepen op hetgeen zij hadden gelezen, verwijst Hij hen naar het oorspronkelijk verhaal, waarin het opmerkelijk is, dat hoewel ook de overige levende wezens in mannelijk en vrouwelijk geslacht geschapen zijn, dit toch niet van hen, maar alleen van de mens vermeld wordt, omdat de samenvoeging van man en vrouw een verstandelijke reden heeft, en bestemd tot een hoog doel, en daarom vaster en inniger is dan die tussen de dieren. Het huwelijk van man en vrouw is een afspiegeling van Gods gezin. Het menselijk gezin geeft ons inzicht in Gods plan met de mensheid en is een voorbereiding op Gods geestelijke gezin, het Koninkrijk van God. Vandaar de opmerkelijke uitdrukking in Gen. 1:27: Naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. 'Hem' en 'hen' worden bij afwisseling gebruikt. Enerzijds door de schepping voordat zij twee waren. Met de schepping waren de rib en Adam één. Toen ze tot twee mensen, man en vrouw, waren gemaakt, werden zij weer één door het huwelijksverbond. Die eenheid kon niet anders dan vast zijn, niet los te koppelen. Al bestaat het huwelijk uit twee personen, de som is één: 1+1 = 1.
Mattheus 19:5  En Hij zeide: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn.
De aard van een huwelijksovereenkomst is dat zij een vereniging tussen twee personen is.
Vers 6  Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees.
Hoewel iedere persoon uniek is, is in een huwelijk zijn vrouw in zekere zin de man zelf, zij is één met hem. Evenals dit een reden is, waarom mannen hun eigen vrouwen lief moeten hebben, zo is het ook een reden, waarom zij van hun vrouw niet mogen scheiden, want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, of het afgesneden, maar hij voedt het en onderhoudt het. Die twee zullen één zijn, daarom moet er slechts één vrouw zijn, want God heeft voor één Adam slechts één Eva gemaakt.
Maleachi 2:15  Niet een doet zo, die voldoende geest bezit, want wat zoekt die ene? Het zaad Gods. Weest dan op uw hoede voor uw hartstocht, en dat men niet ontrouw worde aan de vrouw zijner jeugd. 16  Want Ik haat de echtscheiding, zegt de Here, de God van Israël, en dat men zijn gewaad met geweldpleging overdekt, zegt de Here der heerscharen. Daarom, weest op uw hoede voor uw hartstocht en weest niet ontrouw.
Christus zal Zijn Gemeente huwen. Christus en Zijn bruid zullen deel uitmaken van het goddelijke gezin, onder leiding van God de Vader. Het menselijk huwelijk is een type van het huwelijk tussen Jezus Christus en Zijn Gemeente. Dit huwelijk zal nooit verbroken worden. Echtscheiding is niet in overeenstemming met het doel van het bestaan van de mens.
Vers 6 van Mattheus 19 vervolgt dan ook met: Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.
Desalniettemin hebben de Farizeeën hiertegen een bezwaar; een tegenwerping, die niet zonder enige schijn van grond is.
Vers 7  Zij zeiden tot Hem: Waarom heeft Mozes dan bevolen een scheidbrief te geven en haar daarmede weg te zenden?
Ja, waarom heeft dan Mozes geboden een scheidbrief te geven en haar te verlaten, in geval een man van zijn vrouw wil scheiden? Jezus voerde een schriftuurlijke reden aan tegen de echtscheiding; de Farizeeën beroepen zich eveneens op de Schrift. De schijnstrijdigheden in het Woord van God zijn grote struikelblokken voor mensen van een verdorven gemoed. In Zijn Woord openbaart God zich en Zijn natuur. In de bijbel wordt eveneens de natuur van de mens blootgelegd. We dienen ons te richten op de natuur van God en met die houding zullen we begrijpen dat echtscheiding voortkomt uit de natuur van de mens. God haat echtscheiding. Wat de Farizeeën een gebod noemden, was slechts het dulden of toelaten, eerder bedoeld als een beteugeling van de buitensporigheid er van, dan om de zaak zelf te steunen of in bescherming te nemen. Er moet een bijzondere reden worden opgegeven, de scheidbrief moet geschreven worden, en als een gerechtelijke acte bekrachtigd, verzegeld en geregistreerd worden. Die scheidbrief moet aan de vrouw zelf in handen worden gegeven, en hun werd uitdrukkelijk verboden om ooit weer samen te komen als de vrouw een tweede huwelijk aanging, hetgeen voor de mannen, zo zij tot enig nadenken in staat waren, een reden was om de zaak eerst goed te overwegen.
Christus antwoordt op deze tegenwerping, waarin Hij hun vergissing ten opzichte van de wet van Mozes herstelt.
Hij zei tot hen: "Mozes heeft niet, zoals gij het verkeerd opvat, en zo de Schrift in tegenspraak met zichzelf brengt, geboden, maar vanwege de hardheid van uw hart u toegestaan uw vrouwen te verlaten." Toegestaan in de betekenis van dulden. Maar over die hardheid van hun hart heeft hij dikwijls genoeg geklaagd.
Deuteronomium 9:5  Niet wegens uw gerechtigheid noch wegens de oprechtheid van uw hart gaat gij hun land in bezit nemen, maar wegens hun goddeloosheid drijft de Here, uw God, deze volken voor u weg en om het woord gestand te doen, dat de Here uw vaderen, Abraham, Isaäk en Jakob, gezworen heeft. 6  Weet dus dat de Here, uw God, u dit goede land niet in bezit geeft wegens uw gerechtigheid; gij zijt immers een hardnekkig volk.
Deuteronomium 31:27  Want ik
[Mozes] ken uw weerspannigheid en hardnekkigheid. Wanneer gij, terwijl ik thans nog levend bij u ben, tegen de Here weerspannig zijt geweest, hoeveel te meer dan na mijn dood!
Christus zegt hen, dat er een reden was voor dit dulden, die hen niet tot eer strekte.
In het begin was er geen echtscheiding en geen polygamie. De eerste polygame man kwam uit het geslacht van Kaïn (Gen. 4:19). Toen Gods ordening nog in haar oorspronkelijkheid kon worden voorgesteld zonder op de menselijke verdorvenheid acht te moeten geven, en de heiligheid van de echtverbintenis nog niet verzwakt was, toen werd het huwelijk voorgeschreven als verbintenis van de man met een vrouw en als onverbrekelijke gemeenschap voor het gehele leven.
Over het algemeen waren de Israëlieten heftig, zowel in hun lusten als in hun hartstochten. Indien hun dus niet toegelaten was van hun vrouw te scheiden, als zij een weerzin tegen haar hadden opgevat, dan zouden zij haar mishandeld hebben, haar beledigd en geslagen, ja wellicht vermoord hebben. Er is geen groter blijk van hardheid van hart in de wereld, dan hardheid en strengheid van een man tegenover zijn eigen vrouw. Bij de volkeren in het Midden-Oosten hadden de vrouwen in het algemeen een gering maatschappelijk aanzien, ook in het huwelijk. Het schijnt dat de Israëlieten zich in dat opzicht eveneens 'heidens' gedroegen, en daarom was het hun toegestaan van hun vrouwen te scheiden, om te voorkomen dat hen iets ernstigs aangedaan zou worden.
Christus leidt hen terug naar de oorspronkelijke instelling in Mattheus 19:
Vers 8  Hij zeide tot hen: Mozes heeft u met het oog op de hardheid uwer harten toegestaan uw vrouwen weg te zenden, maar van den beginne is het zo niet geweest.
Bederf, dat in enigerlei inzetting van God is ingeslopen, moet uitgezuiverd worden door tot de oorspronkelijke instelling terug te keren. Indien de kopie onzuiver is, dan moet zij onderzocht en naar het oorspronkelijke verbeterd worden. Zo heeft Paulus, toen hij de misbruiken in de gemeente te Corinthe ten opzichte van het Pascha wilde wegnemen, zich beroepen op de instelling er van: zo en zo heb ik van de Here ontvangen. De waarheid van het begin zoeken, daarom moeten wij vragen naar de oude paden.
Jeremia 6:16  Zo zegt de Here: Gaat staan aan de wegen, en ziet en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg is, opdat gij die gaat en rust vindt voor uw ziel; maar zij zeggen: Wij willen die niet gaan.
Ga altijd terug naar de bron.
Nu verder in Mattheus 19. Christus beslist de zaak door een uitdrukkelijke wet:
Mattheus 19:9  Doch Ik zeg u: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk.
Dit komt overeen met hetgeen Hij tevoren gezegd had:
Mattheus 5:31  Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een scheidbrief geven. 32  Maar [na 'maar' volgt een tegenstelling] Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.
Dáár werd het door Hem gezegd in Zijn prediking, hier in een twistgesprek; maar het is hetzelfde, want Christus blijft dezelfde. In deze beide plaatsen laat Hij echtscheiding toe in geval van overspel; want de reden tegen de echtscheiding is: Die twee zullen één vlees zijn. Indien de vrouw zich nu overgeeft aan hoererij, en zich tot één vlees maakt met een overspeler, dan houdt de reden van de wet op, en dus ook de wet zelf. Door de wet van Mozes werd overspel met de dood bestraft. Christus verzacht de strengheid hiervan, en beslist dat overspel gestraft moet worden met echtscheiding. Christus' woorden heeft de strekking om de mens de oorspronkelijke betekenis van de wet voor te houden; de wet der liefde, huwelijksliefde, is geen nieuw gebod, maar was er vanaf het begin. Als wij eens nagaan welk kwaad er gedaan wordt aan families en bezittingen, wat een verdriet, verwarring en wanorde er ontstaat uit willekeurige echtscheidingen, dan zien wij hoe deze wet van Christus tot ons welzijn en voordeel strekt.
Behalve de Farizeeën hebben ook de discipelen naar het antwoord van Christus geluisterd en dan blijkt dat zij zich nog niet bekeerd hebben, want Gods Geest was toen nog niet in hen. Tegen deze wet van Christus opperden ook de discipelen een bezwaar.
Vers 10  De discipelen zeiden tot Hem: Indien voor een man de zaak met zijn vrouw zo staat, is het niet raadzaam te trouwen.
Het schijnt, dat de discipelen zelf niet graag afstand deden van de vrijheid tot echtscheiding, daar zij het een goed en geschikt middel achtten om het huwelijk naar hun hand te zetten. Een dreigmiddel. Dit middel werd hen nu afgenomen door Christus. Als het hun niet geoorloofd is hun vrouw te verlaten, als hun dit behaagt, dan hoeven ze helemáál geen vrouw. De menselijke natuur verdraagt geen dwang, zij wil Christus’ banden verbreken, en vrijheid hebben om haar lusten te bevredigen. Een huwelijk eist verplichtingen en volharding.
Christus' antwoord op de bedenkingen van de discipelen:
Vers 11  Doch Hij zeide tot hen: Niet allen vatten dit woord, alleen zij, aan wie het gegeven is. 12  Er zijn immers gesnedenen, die zo uit de moederschoot geboren zijn, en er zijn gesnedenen, die door de mensen gesneden zijn, en er zijn gesnedenen, die zichzelf gesneden hebben, ter wille van het Koninkrijk der hemelen. Die het vatten kan, die vatte het.
Want er zijn gesnedenen, gedwongen om ongehuwd te blijven, die uit moeders lichaam zo geboren zijn, omdat een natuurlijk gebrek bij hen is; en er zijn gesnedenen, die door de mensen gesneden zijn. Bijv. een eunuch een mannelijk persoon bij wie, met name vóór de puberteit, de geslachtsklieren (zaadballen) zijn weggenomen en die dus alle gevolgen van castratie vertoont. Vanouds deden eunuchen in het Oosten dienst als bewakers van harems.
Veelal zullen nu deze beiden die uiterlijk gehandicapt zijn, ongehuwd blijven.
Sommigen hebben zichzelf gesneden of door een chirurg laten snijden omdat hun seksuele drift of verslaving hen in de weg staat naar het Koninkrijk.
En er zijn bovendien geheel anderen, gesnedenen die geen lichamelijke belemmering hebben in het huwelijk te treden, maar die zichzelf figuurlijk gesproken gesneden hebben, bewust niet gekozen hebben voor het huwelijk om zich volledig te wijden aan hun roeping ter wille van Gods Koninkrijk.
Christus houdt de discipelen, die de mogelijkheid willen behouden om hun vrouwen weg te kunnen sturen, deze gevallen voor. Gevallen van mannen die het geluk van een huwelijk, vrijwillig of onvrijwillig, niet proeven. Later, wanneer ze Gods heilige Geest ontvangen en zich bekeren en Gods plan met de mensheid gaan begrijpen, zullen ze Christus dankbaar zijn. 

Christus geeft nog meer duidelijkheid voor ons als nieuwtestamentische Gemeente.
Christus is niet gekomen om de wet te ontbinden. Zoals hiervoor uitgelegd gaat Christus terug naar de oorspronkelijke bedoeling van de wet. In Rom. 13:10 staat dat de liefde de vervulling van de wet is. Iemand die Gods wetten ziet als een juk, heeft een Farizeese kijk op de wet. Voor een juist inzicht in de wet heeft een mens meer nodig dan zijn menselijke geest. Hij heeft Gods natuur nodig, die in hem gaat groeien wanneer hij Gods Geest ontvangt. Christus legt het verschil uit tussen de letterlijke, zelfgerichte, interpretatie en de menslievende bedoeling van de wet. Voor iemand die Gods liefde niet wil verstaan, is de uitleg van Christus strenger dan het zo veel gehoorde 'juk van de wet'. Met Zijn benadering van Gods wetten liet Hij de grote menigte die Hij toesprak versteld staan (Matth. 7:28). Over een moord begaan zei Hij bijv. het volgende:
Mattheus 5:21  Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het gerecht. 22  Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur.
En over echtbreuk:
Vers 27  Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. 28   Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.
Velen menen dat de daad zelf pas een overtreding is. "Men mag toch fantasieën hebben" is de redenering. "Zolang ik maar niet vreemd ga". In gedachten iemand buiten het huwelijk begeren is al wetsovertreding.
Titus 1:15  Alles is rein voor de reinen, maar voor hen, die besmet en onbetrouwbaar zijn, is niets rein. Maar bij hen zijn zowel het denken als het geweten besmet.
Filippensen 4:8  Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat.
Zo horen onze gedachten te zijn.
God haat echtscheiding. Maar wat als een huwelijk van christenen toch op de klippen loopt?
1 Corinthe 7:10  Doch hun, die getrouwd zijn, beveel ik niet, maar de Here, dat een vrouw haar man niet mag verlaten 11  (is dit toch gebeurd, dan moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen) en een man moet zijn vrouw niet verstoten.
Vers 39  Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft; maar indien haar man is ontslapen, is zij vrij om te trouwen, met wie zij wil, mits in de Here. 40  Toch is zij naar mijn mening gelukkiger, indien zij blijft, zoals zij is; en ik meen ook de Geest Gods te hebben.
Romeinen 7:1  Of weet gij niet, broeders, (ik spreek immers tot wie de wet kennen) dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft? 2  Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond. 3  Zo zal zij dan, indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten; wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is, indien zij zich aan een andere man geeft.

Als u getrouwd bent met een ongelovige, dan behoort u zich tot het uiterste in te spannen voor uw huwelijk. Wat als uw huwelijkspartner u toch verlaat?
1 Corinthe 7:12  Maar tot de overigen zeg ik, niet de Here: heeft een broeder een ongelovige vrouw, die erin bewilligt met hem samen te wonen, dan moet hij haar niet verstoten. 13  En een vrouw moet, als zij een ongelovige man heeft, en deze erin bewilligt met haar samen te wonen, die man niet verstoten. 14  Want de ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig. 15  Maar indien de ongelovige haar verlaat, laat hij haar verlaten. De broeder of zuster is in dit geval niet gebonden; tot vrede heeft God u geroepen.
Paulus zegt dat als een huwelijk tussen een christen en een ongelovige wordt beëindigd door de ongelovige, "de broeder of zuster in dit geval niet gebonden" is. 

Christus zelf hield zich aan het oorspronkelijk beginsel van de huwelijkswet. Hij was de God van het Oude Testament. Hij, de Heer, was gehuwd met Israël. Het overspel van fysiek Israël (de huizen Israël en Juda), het plegen van echtbreuk, heeft geleid tot een echtscheiding. Bij de tien stammen spreekt God zelfs van een scheidbrief. De scheiding werd een feit toen God hen uit hun land verdreef. Hij heeft Zijn vrouw weggezonden. Juda is later wel teruggekeerd, maar werd nooit weer een zelfstandige natie met God als hun koning op een eigen grondgebied. De scheiding werd niet hersteld. Toch was God niet vrij om weer te trouwen, want Hij was niet gehuwd geweest met een heidens volk, maar met een heilig volk. God had het oude Israël apart gezet van alle andere volkeren als Zijn heilig volk, dat een afspiegeling is van het nieuwtestamentische geestelijk Israël, geestelijk apart gezet als Zijn heilig volk. Vergelijk in 1 Cor. 7:10-15 het 'heilig volk' met de ware christenen en heidense volken met ongelovigen.
Nadat Christus gestorven was, was Hij vrij om zich te verloven met een andere 'vrouw', het geestelijk Israël, Zijn nieuwtestamentische Gemeente. 

Laten we het zevende Gebod eerbiedigen: Gij zult niet echtbreken. En ons verheugen op een oneindig huwelijk met Jezus Christus.

 

Terug naar de Home Page

web statistics